
Tijdens de overstroming van 1906 werden verschillende boerderijen getroffen. Soms hadden deze nog strooien daken, zoals deze postkaart toont.
Ook Bertem bleef in de negentiende eeuw niet gespaard van woningbranden. Brandgevaar bleek toen een groot probleem te zijn. In 1857 brandden te Bertem vier bij elkaar gelegen huizen af. Het waren de woningen van Petrus Volkaerts, Elisabeth Volkaerts, Antonius Verbiest en Petrus Vrebos. Drie van de vier woningen waren verzekerd tegen brand. De gemeente schonk een bedrag van 1200 frank aan de slachtoffers om opnieuw hun woningen op te bouwen.
Op 29 september 1859 nam de gemeenteraad een besluit zodat voortaan een bedekking in stro, biezen of planken verboden werd. Alleen de alleenstaande gebouwen die meer dan 40 meter verwijderd stonden van de andere mochten nog een bedekking in stro hebben. Op 30 juni 1860 volgde een gelijkaardig besluit maar dit maal met betrekking tot de schouwpijpen. Binnen de vier maanden moesten de schouwpijpen uit leem of hout verwijderd worden. Voortaan moesten de schouwpijpen uit steen of kareel bestaan.
In dezelfde periode liet de gemeente ook plannen maken voor de bewaring van de brandspuit. Het gebouw zou tevens dienstig zijn als lijkhuis en politiebureel. De gemeenteraad besluit in zitting van 24 juli 1860 voor dit doel de aankoop goed te keuren van het perceel sectie C, nr. 432, groot 2 are 28 ca in het centrum van de gemeente aan het kruispunt van de huidige Fr. Dottermansstraat met de Dorpstraat langsheen de Voer. Het perceel was eigendom van de weduwe Henri Vanderseypen. De koop werd gesloten voor de prijs van 228 frank. De akte werd verleden door notaris Dupon te Leuven op 13 november 1859.
Het geplande gebouw werd evenwel nooit gebouwd. In zelfde periode werd immers een besluit door de gemeenteraad genomen nl. op 12 november 1863 om een nieuw gemeentehuis met school te bouwen aan de “nieuwe steenweg” Tervuursesteenweg. Men besluit om de voornoemde functies in dit gemeentehuis onder te brengen.
Op 17 oktober 1871 besluit de gemeente een nieuwe kerk te bouwen omdat de bestaande romaanse Sint-Pieterskerk te klein was geworden. Ook met de bouw van een nieuwe kerk aan de steenweg die zou worden ingeplant aan de overkant van het nieuwe gemeentehuis, bleef het bij plannen. Zo werd de monumentale romaanse Sint-Pieterskerk gespaard van de sloophamer.
Op de plaats waar ooit plannen werden gemaakt om een nieuw gebouw voor lijkhuis, politiebureel en loods voor brandspuit op te richten, vinden we nu een telefooncel alsook een oude elektriciteitscentrale.
De bouw van een lijkhuis werd doorgevoerd ter gelegenheid van de vergroting van het kerkhof aan de Sint-Pieterskerk. Het was wachten tot 1910 alvorens met de bouw van het lijkhuis of dodenhuisje werd gestart en dit onder leiding van architect Joseph Loos uit Leuven.
- Het kruispunt van de Fr. Dottermansstraat en de Dorpstraat, met elektriciteitscabine.
- De kerk van Bertem vóór de restauratie van 1934-1935, met links vooraan het nieuwe dodenhuisje.
Dit artikel is eerder verschenen als Chris Wouters, ‘Brandbestrijding in Bertem tijdens de 19de eeuw’, M. Ceunen en P. Veldeman red., Tegen brand gewapend. Twee eeuwen brandweer en brandbestrijding in Leuven (1807-2007), Leuven: Uitgeverij Peeters, 2007, 133.
Onuitgegeven bronnen
- Bertem, Gemeentearchief, Notulen gemeenteraad.
- Bertem, Gemeentearchief, Project de bâtiment devant servir pour morgue, salle de police et dépot de pompe à incendie à constuire sur le terrain communal à l’angle de la Voer et du chemin…, 4 december 1859.
Werken
- Henri Vannoppen, De geschiedenis van Bertem, de parel van de Voervallei, Bertem: Uitgave Jos Erven, 1978.
(Chris Wouters – Erfgoedkamer)
Pingback: Waarom er in Korbeek-Dijle geen oude Romaanse kerk staat | Erfgoedkamer
Leuk om eens naar het verleden te reizen, maar ik blijf toch in het heden.