Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 22 januari 2011 op leefdaal.be.
In de twintigste eeuw ontstonden schutters(sport)verenigingen die zich, vrijwel los van de oude gilden, toelegden op het prestatieschieten, dat wil zeggen het behalen van de best mogelijke resultaten bij het wipschieten. Zij hebben een grote invloed gehad op de technische ontwikkeling van de handboog tot een hoogwaardig precisie-instrument.
Al in 1904 bestond een schuttersvereniging te Leefdaal onder de naam Blankaertschutters. Hun wip stond op de wijk Blankaart in een weide van de familie De Keyn. Elk jaar organiseerden zij een teerfeest en voor hun financiering een concert. Een koor van een dertigtal gelegenheidszangers opende het feest met een lied geschreven en getoonzet door Louis Michiels.[1]
De geografische inplanting van het terrein en de identiteit van de gekende betrokken personen laten vermoeden dat het een vereniging was die aanleunde bij de Filharmonie. De Eerste Wereldoorlog betekende waarschijnlijk haar einde. De ijzeren wip werd rond 1924 verkocht.
In 1926 werd uiteindelijk een Onafhankelijke wipmaatschappij gesticht, onafhankelijk want bestaande uit supporters van de beide muziekverenigingen. Tot 1940 bleef het een zuiver plaatselijke sportvereniging, die niet aansloot bij enige nationale of gewestelijke bond.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de vereniging lid van de Nationale Bond der Wipschutters. Zij kende een grote bloei. Verschillende van haar leden behaalden prijzen op nationaal vlak.
Op dit ogenblik (2010) telt de maatschappij ongeveer zeventien leden, waarvan er een twaalftal deelnemen aan schutterswedstrijden. Zij beschikt over een eenvoudig clublokaal en twee staande metalen wippen.
(Willy Brumagne, 1932-2013)
[1] Het lied van de Blankaartschutters gaat als volgt:
Beste vrienden, Blankaartschutters,
het is vandaag ons groote feest
dat wij vieren al te gader
door zang en vreugd’ om het meest.
Laat onz’ stemmen blijde klinken
over dal, in veld en bosch,
laat de vreugde ons omringen
vandaag schieten w’er op los.
Refrein:
Wij zijn wippen, Blankaartschutters,
’t wipschieten is ons vermaak.
Als de pijl snort van de peze,
omhoog naar den ijz’ren staak,
ach, hoe popelt dan ons herte
als hij raakt den ijz’ren prang
en velt hij den hoogsten vogel
dan is het gejoel, gezang.
Want ons wipke en ons boogske
zijn zoo zeer van ons bemind
en ons pijlke en ons vogelke
zijn bei onzen besten vriend.
Zie de wip daar ginder pralen
hoog verheven in de lucht,
weerkaatst in de zonnestralen
gelijkend op een vogelvlucht.
Zie dien schonen, trotsen hooge
prijkend in den hoogsten top
en de kal’kes van terzijde
steken fier hun koppe op!
Zie daar komen vele mannen
met hun boog en pijl in d’hand
om den prijskamp te beginnen,
den hooge doen bijten in ’t zand.
Het commando wordt gegeven
Klits! Klets! Boem! Daar valt hij neer!
Nu is deze hand’ge schutter
op de aard een koning meer!
Zeek’ren zondag sprak een schutter
“‘k Ga eens schieten”, tot zijn vrouw,
“zeker is ’t dat ik den hooge
van zijn ijz’ren stengel houw!”
’s Avonds vroeg zijn vrouwtje seffens:
“Zeg, manlief, hebt gij nu iets?”
“Och, Fientje”, sprak hij gans beteuterd,
“‘k Schiet schoon, ‘k schiet goed doch … ik schiet niets.”
Nu voor ’t laatste, beste vrienden,
‘k schei er met m’n dichten uit.
‘k Hoop dat ’t ieder zal bevallen,
zoniet, zeg het dan maar luid.
Wilt gij een “Bravo” mij geven,
klap dan allen in de hand,
dan ben ik, met de Blankaartschutters,
zeer tevreden en plezant.
(bron: http://jefkes.be/wrdpr/?p=393)