Wie waren de Augustijnen? Waar kwamen zij vandaan?
De Augustijnen zijn ontstaan uit de Eremieten, een geestelijke orde die zich in de woestijn terugtrok om de ware Christelijke leer te beleven. Het waren bedelmonniken die zo eenvoudig mogelijk leefden en zich vooral om de arme mensen bekommerden.
Rond 1200 vestigde een gemeenschap Augustijnen zich te Heverlee. Later openden zij een onderwijsklooster aan de Vismarkt te Leuven, een voorloper van de universiteit die werd gesticht in 1425.
De priorij van Terbank, opgericht in 1203 door de Brabantse hertog Hendrik I en gebouwd op een grondstuk, buiten de Brusselse poort, van Gosuinus III van Heverlee, werd ook bevolkt door de orde van de Augustijnen.
Bedelen was hun grote specialiteit. Zij hadden natuurlijk onuitputtelijke waarden ter beschikking zoals aflaten, vergeving van zonden, genezing van zieken, een goede plaats in het hiernamaals. Verder konden zij bidden voor gunsten, ongelukkige mensen, om rampen te voorkomen, voor het welzijn van de veestapel en noem maar op. Uit dankbaarheid kregen zij natuurlijk centen en wanneer een goed bemiddelde heer of dame naar het rijk der hemelen werd gestuurd, kon hij of zij op hun sterfbed een aangewezen stukje grond ter vergeving van de zonden of voor goede werken aan de orde overmaken. Tevens bracht hun bedevaartsoord en het verstrekte onderwijs slijk der aarde in de kist van vader-schatbewaarder. Hun patrimonium werd groter en groter, ook te Leuven.
Vroeger was het zo dat op de eigendommen van de allerhoogste Heer, en dus ook op die van de brave paters, geen belastingen konden worden geïnd. Integendeel, de kerkelijke eigenaars hadden recht op de tienden en de huur.
Ten einde de stad- en staatskas niet verder in gevaar te brengen besloot hertog Jan II in het jaar 1306 dat verdere kerkelijke eigendommen te Leuven verboden waren. Zij mochten van dan af enkel nog enkel cijnzen, renten en inkomsten uit bedeltochten aan hun patrimonium toevoegen.
Maar in 1602 kregen ze van de streng katholieke aartshertogen Albrecht en Isabella terug de toelating om onroerende goederen te verwerven.
In opdracht van Pater Prior maakte Rumoldus Wirix, gezworen landmeter te Leuven, tussen 1781 en 1792 een inventaris op van de eigendommen en hun huurders. Hij had 140 kaarten nodig om de 197 percelen te registreren. In Bertem bezaten ze onder andere de Augustijnenhoeve en 86 andere landbouwgrondstukken en eigendommen. De bewuste hoeve stond onder het beheer van de Priorij van Terbank.

In 1796 schaft de Franse revolutionairen de orde af. Alle eigendommen worden verkocht voor het welzijn van de Franse schatkist en het financieren van hun oorlogen. De goddelijke vruchten van eeuwenlang paterszweet, goed beheer, geloof, inzet en vrijgevigheid kwamen in de oorlogsmachine van keizer Napoleon terecht. Wereldlijke beleggers verrijkten zich verder met de handel in deze gekoesterde ex-kerkelijke waardevolle goederen.
De Augustijnenhoeve kwam rond 1843 in handen van graaf Cossée de Maulde uit Moubaix, tussen 1850-60 was zij van Markies Oswald du Chasteler enzovoort.
In 1955 werden het pachthof en zijn landerijen aangekocht door Robert De Prins. Sinds 1997 heeft de familie Verschoten-De Prins het pachthof met de uitgestrekte gronden in haar bezit.
De hoeve zelf
Over het prille begin zijn geen geschriften bekend. Wel weten we dat de plaats waar ze nu staat vroeger bebost was. Eikenbos en Bertembos vormden een geheel.
Om een hoeve te starten heb je grond nodig maar in de eerste plaats water, niet alleen voor de boer en zijn gevolg maar voornamelijk voor het vee. Elke boerderij had vee nodig om de melk, het vlees en omdat hun mest onontbeerlijk was voor het bekomen van een goede oogst. Mest betekende in die tijd goud voor de landbouw.
Een drietal bronnen zorgde in het dal Bertembos voor het water; de gerooide bomen, die de vruchtbare leembodem vrijmaakten, werden gebruikt voor de basisconstructie van de gebouwen. Met de aanwezige klei en strooi werden het dak en de muren gedicht. Dit moet, denken wij, rond de jaren 1200-1300 gebeurd zijn.
Op 9 november 1622 werd dit goed aan de Augustijnen overgedragen door Jacques van Blitteszwyck, licentiaat in de rechten, protonotaris en kanunnik van Sint-Hermes te Ronse. Het omvatte toen circa 51 ha grond en bossen in de omgeving van Bertem, Beisem, Winksele, en Erps-Kwerps. Een mooie overdracht, toch was het gebouw aan renovatie toe. De lemen muren waren verouderd en het strooien dak verboden wegens de brandgevaar.
De Augustijnen en hun helpers herbouwden de hele hoeve in haar huidige stenen vierkantsvorm, rooiden verder de bomen en stelden in 1635 Petrus Strobants aan als pachter. De Augustijnenhoeve was ontstaan en de fiere nieuwe pachter moest toezien op de goede werking en de katholieke godsvrucht van zijn gezin en zijn knechten. Als men de kaart en tekening uit het kaartenboek van het Park van Libert de Pape uit 1665 bekijkt, heeft men de indruk dat er zelfs een hofkapel naast de boerderij stond. Doch nergens vind ik daar een beschrijving van terug.
Als pachters vindt men vervolgens: Frans Bulens, Van Hamme, Coopmans, Laurent Peeters, Robert De Prins (boer-eigenaar) en actueel de familie Verschoten-De Prins.
Laurent Peeters was een voortrekker van het Boerenfront kort voor de Tweede Wereldoorlog. Hij was zeer actief bij de melkstaking en in de corporatie tijdens deze oorlog. Geen wonder dat hij vijanden had en zich genoodzaakt zag om een stalen deur en ijzeren smeedwerk voor zijn vensters te laten plaatsen.
Verdere bijzondere kenmerken van deze vierkantshoeve zijn de twee grote inrijpoorten, een voor de grote schuur en een voor de binnenplaats.
De grote mesthoop in het midden van deze grote binnenplaats is nog steeds in gebruik. De stallen, het woonhuis en de schuur zijn zeer goed gebouwd en beantwoorden aan de noden van dit bedrijf. De berging van de werktuigen, stallen, het woonhuis van de pachter en het verblijf van de meiden en knechten zijn als een geheel samengegoten. Onder de pui van de ingang naar het woongedeelte van de boer bevindt zich het hondenhok zodat de waakhond alle bezoekers kon melden. Boven op het dak prijkt de klok die vroeger het middaguur meldde en aanzette tot het bidden van het angelus. Wanneer je het eiken gebinte van de schuur bekijkt, kom je in volle bewondering voor de vaklui van die tijd, temeer daar ze er in slaagden om met kromme balken rechte stevige daken te bouwen bestand tegen stormwind en noodweer. Een echt kunstwerk.
De gronden van het pachthof bestaan uit weilanden en akkers. De teelten zijn suikerbiet, maïs, tarwe en aardappelen. Vroeger had men er ook een verwerkingsfunctie tot onder meer boter, brood, kaas, bloem, zelfs cider en jenever. Sinds 2005 zijn de koeien verkocht en staan er enkel nog paarden op de boerderij, waaronder het Belgische trekpaard.
Tijdens de strijd voor onze onafhankelijkheid in 1831 bezetten de Hollanders deze hoeve. Zo konden ze over Winksele de IJzerenberg aanvallen waar onze troepen in stelling stonden. Door de komst van de Franse hulptroepen dropen ze zonder slag of stoot af, waarna de vrede in het kasteel van Pellenberg werd getekend.
Als je een van de wandeltochten maakt door onze prachtige Bertemse fauna en flora, bezoek dan dit historisch monument, sta er even stil en voel de geschiedenis die ervan uitstraalt.
(Paul Van Bruystegem)
Foto’s uit de beeldbank van het agentschap Onroerend Erfgoed
Bibliografie
Bronnen
- Het Kaartboek van de Abdij van Park 1665, E. PERSOONS en H. VAN DER HAEGEN ed., Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2000.
- Het Kaartboek van de Leuvense Augustijnen-Eremieten 1777, E. PERSOONS e.a. ed., Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2002.
Werken
- C. Gats, Gidswerk in verband met de gidscursus regio Dijleland.
- H. Vannoppen, De geschiedenis van Bertem, Bertem: Uitgave Jos Erven, 1978-1980.
- J. Verbesselt, Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw (Deel XV), [Pittem]: Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, s.d.