De Voer

Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 24 januari 2011 op leefdaal.be.


13-14_Voer2805De Vlaams-Brabantse Voer heeft haar bron in het Kapucijnenbos te Tervuren op een hoogte van ongeveer tachtig meter boven de zeespiegel. Via de vijvers van de Warande loopt ze door de dorpen Vossem, Leefdaal en Bertem naar Leuven waar zij uitmondt in de Dijle op een hoogte van circa vierentwintig meter. De beek is ruim vijftien kilometer lang. Het verval, dat in de bovenloop vrij belangrijk is, bedraagt gemiddeld vijf meter per duizend.

De Voer heeft geen bijrivieren tenzij enkele vlietjes die een aantal waterbronnen verbinden met de beek. Haar bekken heeft een oppervlakte van ongeveer 5.130 hectare. Het is langgerekt van vorm met een breedte die schommelt tussen drie en vier kilometer.

De beek onderging belangrijke menselijke ingrepen: aanleg van vijvers, oprichten van verschillende watermolens, een zekere kanalisatie van bepaalde trajecten en te Leuven de overwelving van haar bedding. Toch behoort haar loop tot de meest natuurlijke van Vlaanderen. Sommige delen van haar vallei zijn betoverend mooi.

watermolen 1Anderzijds is de Voer een van de meest vervuilde Vlaamse beken. Pogingen om dit te verhelpen zijn altijd gestrand op betwistingen van het soort ‘niet in de achtertuin’ die door de ingewikkelde besluitvorming in ons land tot nu toe geen oplossing kregen.

‘Voer’, oorspronkelijk Fura of Furo, is een wijd verspreide Germaanse waternaam (vgl. de Limburgse Voer, de Veurs, de Vurre) met een aantal afgeleide plaatsnamen (Tervuren, Voeren, Veurne). In essentie betekende Fura of Furo ‘de glijdende’, ‘de stromende’, ‘de voerende’, kortom waterloop of beek.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

De kerken van de Voervallei

Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 22 januari 2011 op leefdaal.be.


Berthem Een Panorama Uitg V Pinoy

De kerken van de Voervallei liggen in het beekdal, maar toch ietwat hoger op een helling. Onze voorouders hadden water nodig, uit de Voer of uit putten, die liefst niet te diep waren. Bouwen vlak naast de beek, die regelmatig overstroomde, deden ze liever niet.

Achthonderd jaar geleden, bij het einde van de romaanse tijd, stonden op het grondgebied van de huidige gemeente Bertem in de Voervallei vier parochiekerken, een meer dan nu. Gerangschikt volgens hun bouwdatum waren dit:

  • De Sint-Veronakapel te Leefdaal, eigenlijk een H. Kruiskerk, met een eerste stenen gebouw uit het jaar 900 ongeveer.
  • De Sint-Pietersbandenkerk van Bertem, gebouwd rond het jaar duizend.
  • De verdwenen Sint-Medarduskapel, eveneens in Bertem, die wat jonger moet zijn geweest.
  • De Sint-Lambertuskerk van Leefdaal, opgetrokken in de twaalfde eeuw.

De H. Kruiskerk te Sint-Verona, of beter Vroeienberg, en de Sint-Medarduskapel waren destijds parochiekerken.

Weinig Vlaamse gemeenten kennen een dergelijke rijkdom. In de Voervallei tussen Tervuren en Leuven stonden nog meer oude bedehuizen. Vossem, dat in de geschiedenis nauw verbonden was met Leefdaal, bezit een fraai kerkje uit het einde van de twaalfde eeuw. Ook te Tervuren bevat de huidige grotendeels gotische kerk nog een gedeelte uit de romaanse tijd en te Heverlee, in het domein van Arenberg, staan de fraai gerestaureerde overblijfselen van de vroegere parochiekerk, eveneens romaans van oorsprong. Deze oude kerken bewijzen met zekerheid dat de streek al vroeg in de geschiedenis vrij dicht bevolkt moet zijn geweest.

De Voervallei is rijk aan romaanse kerken. Zij leken oorspronkelijk erg op elkaar. Zelfs nu kan men gemakkelijk hun familietrekken terugvinden. Zij zijn alle gebouwd in de witgrijze kalkzandsteen die men vroeger overvloedig vond in de streek. De steen bevind zich nog op vele plaatsen in de ondergrond. Het uitgraven en bewerken vraagt helaas te veel werk. Kalkzandsteen is nu te duur als bouwmateriaal.

"De Ste Veronika Kapel"

Bovendien zijn alle kerken in de Voervallei gebouwd volgens hetzelfde model. Nemen wij als voorbeeld de oudste, de Sint-Veronakapel. Als wij haar vergelijken met de andere kerken dan zien wij dat de Sint-Pietersbanden te Bertem op dezelfde wijze is opgetrokken. De toren is aan de westzijde tegen het schip geplakt. Het schip heeft drie beuken. De middenbeuk steekt boven de zijbeuken uit en heeft bovenaan aan elke zijde een rij vensters. Het koor bevindt zich aan de oostzijde tegen het schip. Zelfs het deurtje ten zuiden in de koormuur, dat men het paradijspoortje noemt, bestaat nog. De oorspronkelijke ingang bevond zich in de zuidelijke zijbeuk, maar is later overgebracht naar de toren.

De Sint-Lambertuskerken van Heverlee en Leefdaal en de Sint-Pauluskerk van Vossem hadden vroeger hetzelfde uitzicht. Zij zijn in de loop van de tijd zwaar verbouwd.

Misschien denken sommigen dat dit kerkmodel overal bestaat. Niets is minder waar. Er bestaan maar weinig kerken meer met dergelijke kenmerken. Men noemt ze in de kunstgeschiedenis maasromaanse basilieken.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

Sint-Lambertuskerk

Het domein van Guillaume Maes en de bouw van het gemeenschapshuis en de jeugdlokalen in Leefdaal

Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 20 december 2011 op leefdaal.be.


Bertem_Dorpstraat_550_01011970_(2)

Het herenhuis als rijkswachtkazerne (bron: beeldbank Onroerend Erfgoed)

Zoals in Bertem staan in Leefdaal belangrijke werken op stapel in een samenwerkingsverband tussen de gemeente en een private partner. De meest omvangrijke gebeuren op een domein waarvan de vroegere eigenaars meestal een belangrijke rol speelden in de plaatselijke geschiedenis.

Volgens het oude kadaster ligt het terrein op het Smisblok. In de omgeving lag inderdaad vroeger een smidse. Een smid was een belangrijke man in het vroegere landbouwdorp.

Op deze grond bouwde Guillaume Maes, de pachter van Raffelberg in 1852, een herenhuis in klassieke Franse Lodewijk XVI-stijl (nu Dorpstraat 555). Hij was een van de vele pachters die rond die tijd, na gemaakt fortuin, de landbouw verlieten.

In 1860 ging het domein naar Charles Maes, die het in het volgende jaar overliet aan Ferdinand De Coster, arts uit Sint-Gillis-Brussel. Zijn schoonzoon Justin Tielemans nam het over in 1868. Hij was in Leefdaal geboren als zoon van Franz, eveneens een arts. Zoals zijn broer Louis studeerde hij af als dokter, maar oefende het beroep niet uit. Hij werd wijnhandelaar. Van 1867 tot 1895 was hij burgemeester van Leefdaal. Als liberaal stond hij tijdens de schoolstrijd 1879-1884 tegenover pastoor Silvercruys. Hij vertrok in 1898 met zijn familie naar Koekelberg.

Het domein raakte gesplitst. Op het oostelijke gedeelte bouwde Francis Tielemans een graanmolen met stoommachine, een ‘vuurmolen’ met een hoge schoorsteen. Het experiment mislukte. De schoorsteen verdween. Het molenhuis is nu de eigendom van de apothekers Frank De Moor en Els Lecluse (Dorpstraat 553). In de bijgebouwen zijn de overblijfselen van de oude graanmolen nog zichtbaar.

postkaart leefdaal 1

Het ‘huis van dokter Ectors’

Dokter Jean-Gustave Ectors kocht in 1899 het aanpalende herenhuis met het grootste deel van de tuin. Hij ook mengde zich, aanvankelijk met succes, in de dorpspolitiek. Hij verliet het dorp in 1910. Zijn dochter Gabrielle, die in Leefdaal was geboren, huwde met Paul Anciaux. Zij werden de ouders van de latere Leuvense liberale senator Etienne Anciaux.

Van 1910 tot 1919 bewoonde rustend luitenant-generaal Florentin Verheyden het herenhuis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht zijn zoon Leon als commandant in het Belgische leger. Zijn gezin verbleef intussen bij zijn ouders in Leefdaal. Toen bekend werd dat de commandant aan de IJzer sneuvelde organiseerde men een herdenkingsdienst in de Sint-Lambertuskerk. De kerk bleek veel te klein voor de massa aanwezigen. Naast een sympathiebetuiging voor de familie bleek het om een stille demonstratie tegen de bezetter te gaan.

Leefdaal kreeg in 1911 een brigade van vijf rijkswachters die allen met hun gezin een onderkomen vonden in het oude herenhuis. Decennia lang bleven de rijkswachters goed geïntegreerd in het dorp. Na hun pensionering bleven velen van hen met hun gezin er wonen. Als gevolg van de recente politiehervorming verliet de brigade Leefdaal om deel uit te maken van de politiezone ‘Dijleland’, die voorlopig het gebouw behield. De gemeente Bertem kon het uiteindelijk verwerven.

Zo blijkt dat het vroegere domein van Guillaume Maes het toneel was van belangrijke episoden in de lokale geschiedenis: eerst als woonplaats van artsen en hoge militairen – in die tijden eerder zeldzaam in de plattelandsdorpen -, daarna als residentie van een rijkswachtbrigade die meestal voortreffelijk werk leverde. Hopelijk bewijzen het gemeenschapshuis en de jeugdlokalen, die achter het oude herenhuis zijn gepland, lange jaren goede diensten aan de dorpsgemeenschap.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

De kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes

Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 25 januari 2011 op leefdaal.be.


kapel_zanglijster1Ten zuiden van het voetbalveld van Leefdaal, vlak bij de grens tussen de parochies Bertem en Leefdaal, staat een kapel toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. Het is een rechthoekige niskapel, opgetrokken in baksteen volledig met cement bezet, en gedekt met een eenvoudig zadeldak. Op de rondboog boven de nis staat geschreven ‘O. L. Vrouw van Lourdes B. V. O.’ en achteraan op een ruitvormige steen ‘Gesticht door J.B. De Wals en D. Van Eycken 1878’.

Het gebouwtje staat in de berm van de Kerstraat die eens de voornaamste verbinding was tussen Sint-Verone en Bertem. Zij is alleen te bereiken langs een aantal treden en is omringd door een halfcirkelvormig muurtje, deels als borstwering en deels als bescherming tegen de omliggende aarde.

In de nis staat een Mariabeeld met een wit kleed, witte sluier, blauwe gordel en een gele roos op elke voet. Voor haar knielt het meisje Bernadette. Het is de typische uitbeelding van de verschijningen in 1858 in het Franse stadje, na de dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis door Pius IX in 1854.

De stichters, het echtpaar Jan-Baptist De Wals en Dorothea Van Eycken, behoorden tot gekende Bertemse families. Het is niet duidelijk of zij ooit in Lourdes zijn geweest of alleen getroffen waren door de weerklank van de verschijningen in de grot van Massabielle. Blijkbaar hebben zij ook een stichting opgericht die het voortbestaan van de kapel moest verzekeren.

IMG_0008Vele jaren hebben de families Ectors en Saerens uit Bertem de kapel puik verzorgd. Maar zelfs families hebben niet het eeuwige leven. Na een lange eeuw hebben anderen de taak op zich genomen. Hun inzet kon niet beletten dat het gebouwtje in 1999 door ouderdom en vandalisme in een beklagenswaardige toestand verkeerde.

De ornithologische vereniging, zeg maar de vogelbond, De Zanglijster, vierde in dat jaar zijn veertigste verjaardag. Om het feest een blijvend karakter te verlenen zouden zij het kapelletje herstellen. Dank zij voorzitter Jean Troisfontaine, toenmalig secretaris Roger Houtmeyers, vele andere leden en met enige hulp van het gemeentebestuur gebeurde het wonder. De oude kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes is mooier dan ooit. De feestelijke inwijding gebeurde op 30 april 2000.

De Zanglijster verzekert verder het onderhoud. En zie, vele mensen uit Bertem en Leefdaal komen weer wat verpozing zoeken bij het Mariabeeldje en laten een kaarsje branden.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

De Augustijnen en hun vroegere hoeve van Bertembos

Wie waren de Augustijnen? Waar kwamen zij vandaan?

De Augustijnen zijn ontstaan uit de Eremieten, een geestelijke orde die zich in de woestijn terugtrok om de ware Christelijke leer te beleven. Het waren bedelmonniken die zo eenvoudig mogelijk leefden en zich vooral om de arme mensen bekommerden.

Rond 1200 vestigde een gemeenschap Augustijnen zich te Heverlee. Later openden zij een onderwijsklooster aan de Vismarkt te Leuven, een voorloper van de universiteit die werd gesticht in 1425.

De priorij van Terbank, opgericht in 1203 door de Brabantse hertog Hendrik I en gebouwd op een grondstuk, buiten de Brusselse poort, van Gosuinus III van Heverlee, werd ook bevolkt door de orde van de Augustijnen.

Bedelen was hun grote specialiteit. Zij hadden natuurlijk onuitputtelijke waarden ter beschikking zoals aflaten, vergeving van zonden, genezing van zieken, een goede plaats in het hiernamaals. Verder konden zij bidden voor gunsten, ongelukkige mensen, om rampen te voorkomen, voor het welzijn van de veestapel en noem maar op. Uit dankbaarheid kregen zij natuurlijk centen en wanneer een goed bemiddelde heer of dame naar het rijk der hemelen werd gestuurd, kon hij of zij op hun sterfbed een aangewezen stukje grond ter vergeving van de zonden of voor goede werken aan de orde overmaken. Tevens bracht hun bedevaartsoord en het verstrekte onderwijs slijk der aarde in de kist van vader-schatbewaarder. Hun patrimonium werd groter en groter, ook te Leuven.

Vroeger was het zo dat op de eigendommen van de allerhoogste Heer, en dus ook op die van de brave paters, geen belastingen konden worden geïnd. Integendeel, de kerkelijke eigenaars hadden recht op de tienden en de huur.

Ten einde de stad- en staatskas niet verder in gevaar te brengen besloot hertog Jan II in het jaar 1306 dat verdere kerkelijke eigendommen te Leuven verboden waren. Zij mochten van dan af enkel nog enkel cijnzen, renten en inkomsten uit bedeltochten aan hun patrimonium toevoegen.

Maar in 1602 kregen ze van de streng katholieke aartshertogen Albrecht en Isabella terug de toelating om onroerende goederen te verwerven.

In opdracht van Pater Prior maakte Rumoldus Wirix, gezworen landmeter te Leuven, tussen 1781 en 1792 een inventaris op van de eigendommen en hun huurders. Hij had 140 kaarten nodig om de 197 percelen te registreren. In Bertem bezaten ze onder andere de Augustijnenhoeve en 86 andere landbouwgrondstukken en eigendommen. De bewuste hoeve stond onder het beheer van de Priorij van Terbank.

1

In 1796 schaft de Franse revolutionairen de orde af. Alle eigendommen worden verkocht voor het welzijn van de Franse schatkist en het financieren van hun oorlogen. De goddelijke vruchten van eeuwenlang paterszweet, goed beheer, geloof, inzet en vrijgevigheid kwamen in de oorlogsmachine van keizer Napoleon terecht. Wereldlijke beleggers verrijkten zich verder met de handel in deze gekoesterde ex-kerkelijke waardevolle goederen.

De Augustijnenhoeve kwam rond 1843 in handen van graaf Cossée de Maulde uit Moubaix, tussen 1850-60 was zij van Markies Oswald du Chasteler enzovoort.

In 1955 werden het pachthof en zijn landerijen aangekocht door Robert De Prins. Sinds 1997 heeft de familie Verschoten-De Prins het pachthof met de uitgestrekte gronden in haar bezit.

De hoeve zelf

Over het prille begin zijn geen geschriften bekend. Wel weten we dat de plaats waar ze nu staat vroeger bebost was. Eikenbos en Bertembos vormden een geheel.

Om een hoeve te starten heb je grond nodig maar in de eerste plaats water, niet alleen voor de boer en zijn gevolg maar voornamelijk voor het vee. Elke boerderij had vee nodig om de melk, het vlees en omdat hun mest onontbeerlijk was voor het bekomen van een goede oogst. Mest betekende in die tijd goud voor de landbouw.

Een drietal bronnen zorgde in het dal Bertembos voor het water; de gerooide bomen, die de vruchtbare leembodem vrijmaakten, werden gebruikt voor de basisconstructie van de gebouwen. Met de aanwezige klei en strooi werden het dak en de muren gedicht. Dit moet, denken wij, rond de jaren 1200-1300 gebeurd zijn.

Op 9 november 1622 werd dit goed aan de Augustijnen overgedragen door Jacques van Blitteszwyck, licentiaat in de rechten, protonotaris en kanunnik van Sint-Hermes te Ronse. Het omvatte toen circa 51 ha grond en bossen in de omgeving van Bertem, Beisem, Winksele, en Erps-Kwerps. Een mooie overdracht, toch was het gebouw aan renovatie toe. De lemen muren waren verouderd en het strooien dak verboden wegens de brandgevaar.

bosDe Augustijnen en hun helpers herbouwden de hele hoeve in haar huidige stenen vierkantsvorm, rooiden verder de bomen en stelden in 1635 Petrus Strobants aan als pachter. De Augustijnenhoeve was ontstaan en de fiere nieuwe pachter moest toezien op de goede werking en de katholieke godsvrucht van zijn gezin en zijn knechten. Als men de kaart en tekening uit het kaartenboek van het Park van Libert de Pape uit 1665 bekijkt, heeft men de indruk dat er zelfs een hofkapel naast de boerderij stond. Doch nergens vind ik daar een beschrijving van terug.

Als pachters vindt men vervolgens: Frans Bulens, Van Hamme, Coopmans, Laurent Peeters, Robert De Prins (boer-eigenaar) en actueel de familie Verschoten-De Prins.

Laurent Peeters was een voortrekker van het Boerenfront kort voor de Tweede Wereldoorlog. Hij was zeer actief bij de melkstaking en in de corporatie tijdens deze oorlog. Geen wonder dat hij vijanden had en zich genoodzaakt zag om een stalen deur en ijzeren smeedwerk voor zijn vensters te laten plaatsen.

4Verdere bijzondere kenmerken van deze vierkantshoeve zijn de twee grote inrijpoorten, een voor de grote schuur en een voor de binnenplaats.

De grote mesthoop in het midden van deze grote binnenplaats is nog steeds in gebruik. De stallen, het woonhuis en de schuur zijn zeer goed gebouwd en beantwoorden aan de noden van dit bedrijf. De berging van de werktuigen, stallen, het woonhuis van de pachter en het verblijf van de meiden en knechten zijn als een geheel samengegoten. Onder de pui van de ingang naar het woongedeelte van de boer bevindt zich het hondenhok zodat de waakhond alle bezoekers kon melden. Boven op het dak prijkt de klok die vroeger het middaguur meldde en aanzette tot het bidden van het angelus. Wanneer je het eiken gebinte van de schuur bekijkt, kom je in volle bewondering voor de vaklui van die tijd, temeer daar ze er in slaagden om met kromme balken rechte stevige daken te bouwen bestand tegen stormwind en noodweer. Een echt kunstwerk.

De gronden van het pachthof bestaan uit weilanden en akkers. De teelten zijn suikerbiet, maïs, tarwe en aardappelen. Vroeger had men er ook een verwerkingsfunctie tot onder meer boter, brood, kaas, bloem, zelfs cider en jenever. Sinds 2005 zijn de koeien verkocht en staan er enkel nog paarden op de boerderij, waaronder het Belgische trekpaard.

Tijdens de strijd voor onze onafhankelijkheid in 1831 bezetten de Hollanders deze hoeve. Zo konden ze over Winksele de IJzerenberg aanvallen waar onze troepen in stelling stonden. Door de komst van de Franse hulptroepen dropen ze zonder slag of stoot af, waarna de vrede in het kasteel van Pellenberg werd getekend.

Als je een van de wandeltochten maakt door onze prachtige Bertemse fauna en flora, bezoek dan dit historisch monument, sta er even stil en voel de geschiedenis die ervan uitstraalt.

(Paul Van Bruystegem)

Foto’s uit de beeldbank van het agentschap Onroerend Erfgoed

Bibliografie

Bronnen

  • Het Kaartboek van de Abdij van Park 1665, E. PERSOONS en H. VAN DER HAEGEN ed., Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2000.
  • Het Kaartboek van de Leuvense Augustijnen-Eremieten 1777, E. PERSOONS e.a. ed., Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2002.

Werken

  • C. Gats, Gidswerk in verband met de gidscursus regio Dijleland.
  • H. Vannoppen, De geschiedenis van Bertem, Bertem: Uitgave Jos Erven, 1978-1980.
  • J. Verbesselt, Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw (Deel XV), [Pittem]: Koninklijk Geschied- & Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, s.d.

Een man uit Bertem sticht een middelbare school in Leefdaal

Willy Brumagne schreef dit artikel voor de Huiskrant van het Woonzorgcentrum Sint-Bernardus. Op 12 februari 2013 werd het ook gepubliceerd op leefdaal.be.


Het schooltje

Schermafbeelding-2015-09-23-om-11.09.58

‘Jan groet zijnen onderwijzer’

Philippe-Jacques Coeckelbergs uit Bertem gaf gedurende de jaren 1839-1843 voortgezet zondagonderwijs in een privé-schooltje ‘beschermd door de gemeente Leefdaal’. De man was de enige leraar. Hij onderwees Frans en ‘Vlaemsch’. Waaruit de bescherming van de gemeente bestond is onduidelijk. Noch in de gemeenterekeningen, noch in de verslagen van de gemeenteraad is enig spoor te vinden. Het gemeentearchief bevat evenmin documenten die zouden kunnen wijzen op het bestaan van een dergelijk schooltje. Misschien bestond het gewoon in het kader van het zondagse volwassenenonderwijs. Houden wij het erop dat de lessen wellicht gegeven zijn in het gemeentelijke schoollokaal, dat zich samen met het gemeentehuis, ‘la maison communale’, bevond in een herberg bij de kerk.

Het bleef allemaal waarschijnlijk erg kleinschalig en liet weinig sporen na tenzij in een familiearchief. Maar er kwam een verrassende wending. De wet van 30 maart 1870 tot vermindering van de kiescijns voorzag een daling voor hen die sinds 1830 tenminste drie jaar middelbaar onderwijs hadden gevolgd in een openbare of privé-instelling. Men was in het toenmalige België alleen kiesgerechtigd indien men een bepaalde som aan cijns, een belasting betaalde. Een vermindering van de kiescijns betekende dus een voordeel bij de inschrijving op de kiezerslijsten.

Om de lijsten te herzien diende de provinciale bestendige deputatie de instellingen aan te duiden die een attest konden afleveren van middelbaar onderwijs. De ‘school van Coeckelbergs’ bleek te voldoen aan de voorwaarden. Om daar onderwijs te volgen was het inderdaad noodzakelijk lager onderwijs te hebben doorlopen. Er werd vier jaar les gegeven of meer dan de vereiste drie jaar.

De familie Coeckelbergs

De familie Coeckelbergs exploiteerde de watermolen op de Veronewijk permanent sinds 1716. Met de bijhorende middelgrote hoeve was het ongetwijfeld in die tijd een belangrijk bedrijf. De familie was welgesteld. Zij bouwde haar fortuin uit tijdens de Franse periode toen de landprijzen ineenstuikten door het massale verkopen van ‘zwart goed’, onteigende kerkelijke goederen. Bovendien kon zij rekenen op een paar vrij belangrijke erfenissen. Op basis van dit fortuin kon de jonge Philippe-Jacques een schitterende toekomst opbouwen. Hij was geboren in Bertem op 9 augustus 1813 en werd kandidaat in letteren en wijsbegeerte aan de Leuvense universiteit, een niet geringe prestatie voor een burgerzoon.

Zelf bouwde hij een mooie loopbaan uit. Hij werd gemeentesecretaris van Bertem en gaf les in de scholen voor volwassenen van Bertem en Leefdaal. En zoals vermeld gaf hij tijdens de jaren 1839-1843 voortgezet onderwijs in Leefdaal. Op 30 september 1843 werd hij leraar van het zesde leerjaar en op 26 september 1850 van het vijfde in het gemeentelijke college van Leuven.

Hij huwde in Leuven op 20 mei 1858 met Maria Staes, lid van een bekende Leuvense familie. Hun archief bleef bewaard. Philippe-Jacques nam ontslag als leraar in 1868 en overleed in Leuven op 1 april 1889.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

De verdwenen hoeve ‘Olenaed’ in Bertem

krant

De werken worden aangevat, langs de net heropende steenweg. Rechts wordt ook het ‘sociaal huis’ opgetrokken. (foto genomen op 10 december 2011)

Op de hoek van de Tervuursesteenweg en de A.E. Verbiststraat plant een private groep ondernemingen de bouw van een belangrijk appartementsgebouw. Het is een resultaat van een publiek-privatesamenwerking (PPS) tussen de gemeente en de bouwondernemingen. De werken gebeuren op een grond die voorlopig nog gemeentelijke eigendom is. Later zal het geheel worden overgedragen aan de private partner. Deze tekst wil de geschiedenis van de grond in herinnering brengen. Hierop stond vanaf ongeveer 1830 een middelgrote hoeve, waarvan de bewoners een belangrijke rol speelden in de lokale politiek.

De bouwheer was Jan Baptist Neefs. Zijn doel was de exploitatie van een herberg langs de nieuwe weg Tervuren – Leuven, die aangelegd werd in 1826-1828. Deze baan moest worden betaald met tolheffingen op de gebruikers. Wellicht hoopte Neefs de toldienst te kunnen verzekeren of als relais voor postkoetsen te dienen. De gebouwen waren sober van opvatting. Het belette niet dat het hoofdgebouw evenwichtig en harmonieus was. Het verenigde de kenmerken van de traditionele stijl van onze gewesten met elementen van het Franse classicisme. Bovendien was het vrijwel volledig opgebouwd in baksteen wat eerder uitzonderlijk was in die tijd.

Het interieur kende aanvankelijk drie delen: de herberg met café, een grote zaal en het woongedeelte. De functie van de pronkkamer wisselde wel eens: logement waar men de gasten huisvestte, later gelagzaal en nog later pronksalon. De zaal diende ongetwijfeld voor allerlei bijeenkomsten, dansgelegenheden uiteraard, maar ook openbare verkopen en dergelijke. Het woongedeelte, huiskamer en wasplaats, was vrij klein, typisch voor de tijd van toen, die eigenlijk nog niet zolang tot het verleden behoort. In de loop van de jaren werd het interieur sterk verbouwd.

bbcb6590-2ea9-4c82-a5b8-9ffe2b2f249a

Naast handelaars en dienstverleners waren de eigenaars ook landbouwers. De bedrijfsgebouwen werden geleidelijk uitgebreid. In de eindfase rond 1900 ontstond een gesloten vierkanthoeve. De vele activiteiten van de bewoners – herbergiers, soms jeneverstokers, winkeliers misschien – vormden een beletsel om het landbouwbedrijf meer dan middelgroot uit te bouwen. Zij hebben nooit meer dan vijf hectare bewerkt. Het bedrijf van de familie Neefs en haar opvolgers was efficiënt georganiseerd. Het stond open voor de nieuwere methodes die opgeld maakten in de negentiende eeuw. Op het erf werkte gedurende een zekere tijd een rosmolen.

domien-olenaed-louise-vrebos

Het echtpaar Olenaed-Vrebos

Het geheel kwam door erfopvolging in het bezit van Domien (Miene) Olenaed, die dertig jaar lang burgemeester van Bertem was. Hij stierf kinderloos in 1985. De erfenis ging gedeeltelijk naar de (vele) neven en nichten van zijn vooroverleden echtgenote Louise (Wis) Vrebos. In overeenstemming met de wens van de oud-burgemeester werd de hoeve met de bijgebouwen en de omliggende weiden overgelaten aan de gemeente Bertem. Zij liet de oude wat versleten constructies afbreken. Een deel van de grond hielp bij de oprichting van een nieuw gebouw voor de gemeentelijke basisschool. De rest bleef voorlopig een wat verwaarloosde parkeerplaats voor auto’s.

Deze bouwgeschiedenis is erg beknopt. Er is sprake van een middelgrote boerderij, die aanvankelijk gekenmerkt was door de aparte opstelling van een langschuur naast het hoofdgebouw. Zij groeide later uit tot een heuse vierkantshoeve. Het complex vertelde heel wat over de woon- en werkomstandigheden en de dagelijkse beslommeringen van een aantal personen en gezinnen die ooit een belangrijke rol speelden in Bertem.

(Willy Brumagne, 1932-2013 – Erfgoedkamer)

hoeve.jpg

Beknopte bibliografie

H. Vannoppen (1978), De geschiedenis van Bertem. De parel van de Voervallei, Bertem: uitgave Jos Erven.

W. Brumagne (1987), ‘Belangwekkende 19de-eeuwse herberg en boerderij te Bertem’, Meer Schoonheid, 1987/1, p. 13-19.

Verkoop van een pachthoeve in Bertem in 1785

berthi

De toegangspoort tot het hof van Berthi, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vernield.

In het boek van Henri Vannoppen De geschiedenis van Bertem. Het Teussersdorp bij de romaanse kerk staat op bladzijde 14 een zin waarbij wat meer uitleg nodig blijkt: ‘Ook de Jezuïeten hadden een pachthof te Bertem, met Michiel Humblé als pachter in 1748. Dit pachthof werd openbaar verkocht in 1785 aan Hiëronymus Maes.’ Welk pachthof?

De verzameling van de betreurde Marcel Michiels in Leefdaal bevat een exemplaar van de verkoopakte ‘voor een zeker pachthof bestaende in huys, schuer, stallen, hoff ende boomgaerd gelegen onder Bertem, regenoten de Baene van Loven op Leefdael [dit is de verdwenen Kerstraat waarvan de huidige Egenhovenstraat een overblijfsel is] het kerkhoff en de Straete naer de Voere [nu Groenendaal]’. Het geheel omvatte 31 tot 32 bunder land en was ‘vrij van tienden, maer belast aen de Camer van Uccle met eenen last van eenen Wilden Beer [een mannelijk zwijn], waer men betaelt sestien gulden s’jaers verschynenden den eerste october’. Pachters waren Hiëronimus Maes en zijn echtgenote Elisabeth Humblé. De pacht eindigde half maart 1785. Het leidt geen twijfel dat het ging om het pachthof van Berthi, dat nog altijd een landbouwbedrijf is (nu Groenendaal 13).

Op de eerste zitdag op 21 februari 1785 doken geen bieders op. Op 14 maart zette Hermanus Josephus De Bruyn, meesterbrouwer in Leuven, voorlopig in voor 25.200 gulden. Tijdens de definitieve verkoop op 31 maart bood een zekere Huygens tegen De Bruyn op. De eerste won. Boven de ingezette prijs van 25.200 gulden betaalde hij nog 2.714 gulden. Het bleek dat hij als stroman optrad voor pachter Maes en zijn echtgenote Elisabeth Humblé die de koop aanvaarden. Alexander Maes uit Leefdaal stelde zich borg voor de betaling. De transactie was een voorbeeld van de enorme verschuiving van onroerend bezit van de kerkelijke instellingen naar de burgerij, inclusief de belangrijke pachters, die plaatshad tijdens de regering van keizer Jozef II (1780-1790) en later tijdens de Franse overheersing (1795-1814).

Voor de geschiedenis van de Congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria – zeg maar Sint-Bernardus – zijn vooral de namen Michiel en Elisabeth Humblé belangrijk. Helaas is een familiegeschiedenis moeilijker op te sporen dan het reilen en zeilen van een religieuze instelling. Toch een sprongetje in de tijd: Jan Baptist Humblé, textielhandelaar in Gent, schonk in 1818 aan de congregatie een terrein en gebouwen in Bertem en beloofde nog meer steun. Het geschonken terrein lag vlak ten zuiden van het pachthof van Berthi, waar zich nu nog de gebouwen van Sint-Bernardus bevinden. Jan Baptist en zijn zuster Elisabeth waren de kinderen van Michiel en zijn vrouw Clara Nijs.

De band van Jan Baptist Humblé met de kopers van 1785 is waarschijnlijk, maar niet absoluut bewezen. De oplossing van het probleem lijkt een kluif voor de Erfgoedkamer. Een aanzet vindt men in de boeken van Henri Vannoppen en in Fundamenten in seniorenzorg van Greet De Neef en Rik Uytterhoeven. Is het belangrijk? Zeker voor de geschiedenis van Bertem, waarvan de kerk, het hof van Berthi en later de Zusters van Liefde kernstukken uitmaken. Bovendien zal de geschiedenis van de eens zo machtige pachterfamilies van Bertem en Leefdaal duidelijker worden.

(Willy Brumagne, 1932-2013 – Erfgoedkamer)

Burgemeester De Bontridder gevierd in 1893

In Het Nieuws van den Dag van 27 augustus 1893 vonden we een verslag van de festiviteiten ter ere van Jan-Frans De Bontridder, die toen al vijftig jaar lang burgemeester van Bertem was. Hij bekleedde die functie namelijk vanaf 16 januari 1843. Op 31 december 1895 eindigde uiteindelijk zijn burgemeesterschap.

Berthem. – Het concert gegeven donderdag avond, door de fanfaarmaatschappij n. 2 van Leefdael, aan M. De Bontridder, burgemeester-jubilaris, is boven alle verwachtingen gelukt. Menigeen vroeg zich af hoe het mogelijk was zulke schoone stukken uit te voeren door buitenjongens, die gansch de week moeten zwoegen en arbeiden. De fanfaarmaatschappij n. 2 verdient hier dan vollen lof onzer inwoners; zij heeft weten het nauw verband, dat tusschen Leefdael en Berthem bestaat, meer en meer te versterken.

De leuze komt hier goed te pas: Eendracht maakt macht.

Het avondfeest, begonnen om 6 3/4 ure, eindigde om 8 ure met de Brabançonne, en een drievoudig hourah! Leve de burgemeester van Berthem!!!

– De verlichting op 13 oogst, alhier, was prachtig. Het klooster de[r] Zusters van Liefde, het huis van den heer Bestierder overtroffen alle gedacht.

De pastorij is ook niet ten achteren gebleven. Het dorp, de Tervuersche steenweg, de Oude Baan, wisten zeer wel het hunne bij te dragen. Zij hadden het immers reeds laten zien van in den dag. Het vuurwerk, afgestoken om 9 ure juist, is het schoonste geweest dat men tot heden hier had gezien.

– Men zegt dat de muziekmaatschappijen, die geen deel namen aan den stoet van 13 oogst l.l., op hunne beurt een concert zullen komen geven aan M. De Bontridder.

Ons Leuven over Bertem, Korbeek-Dijle en Leefdaal

Tijdens de jaren 1920 werden verschillende lokale katholieke kranten opgericht. Zo bestond er Ons Tienen. Orgaan der katholieke partij van Tienen en omstreken en Ons Tervuren. Katholiek Vlaamsche weekblad voor Tervuren, Duisburg, Vossem, Everberg en omstreken. Toevallig konden we enkele nummers inkijken van nog een ander blad, Ons Leuven. Katholiek weekblad voor Leuven en omstreken. Deze krant verscheen voor het eerst in juli 1928, maar verwaterde al snel tot een politiek pamflet. Tijdens de eerste twee jaren van haar bestaan publiceerde ze allerhande artikeltjes over Bertem, Korbeek-Dijle en Leefdaal. We kozen er enkele uit.

krant.jpg

180455927_2876843605920892_711362225568484618_n

De bezinepomp op de Alsemberg, omstreeks de Tweede Wereldoorlog
(collectie Rudi Ronsmans)

BERTHEM. – Vandalenstreek. – Vorige nacht, werd aan het bekend rijwielmakershuis E. Meeus, Alsemberg, alhier, de kostbare gummidarm, ter waarde van 400 fr., dienende op de naftavergaarbak voor auto’s, doorgesneden, waardoor een massa benzine verloren liep. Een streng onderzoek is ingesteld. (7 oktober 1928)

CORBEEK-DYLE. – Zooals door ons aangekondigd, werd Zondag het beeld van de H. Theresia van ’t Kindje Jezus, op luisterrijke wijze gewijd en ingehuldigd. Reeds van 1 ½ uur vormde zich een praalstoet in de Broekstraat, grensscheiding van Heverlee en Corbeek-Dyle. Vervolgens toog deze stoet, bestaande uit groepen, verkleede ruiters, padvinders, H. Hartbonden, Boerengilden, muziek- en andere maatschappijen, maagdekens en gekostumeerde groep, verbeeldende het lijden van O.L.H., enz., door het puik versierde dorp. Ook het groote beeld van de lieve heilige Theresia en een praalwagen, puik ingericht, waar de Heilige Theresia verbeeld werd door een lief, braaf meisje van de gemeente. De geestelijkheid sloot den stoet.

Overal had men om het meest geijverd en gewerkt om huizen en straten te versieren en te bevlaggen. Tientallen zegeboogen waren opgericht. Het volk was van alle kanten toegestroomd, daar het puik weder als weggeleid scheen voor dit feest.

Door Mgr Quinius Nols, Prelaat der abdij van Park (Heverlee), bijgestaan door eenige E.H. Kanunnikken derzelfde abdij, werd op een prachtig verhoog, de stoet in oogenschouw genomen. De Hoogw. Prelaat zegende het volk en inzonderheid de kleine kinderen. Z.H.W. volgde dan met mijter en staf, den stoet en ging vervolgens over, in de kerk, tot de wijding van het groote beeld van de H. Theresia. Lof volgde met sermoon, en de lieve kerk was stampvol. In een woord, het was meer dan een feestdag te Corbeek-Dyle – het was een Hoogdag – De brave bevolking haalt eer van de versiering. (21 oktober 1928)

krant

Reclame in het nummer van 22 juli 1928

LEEFDAEL.  – Wij maakten melding van de brutale aanranding op den eenzamen weg Berthem-Leefdael (gehucht Ste-Vroene) van het 16-jarig meisje B…, van Berthem, die ’s avonds alleen huiswaarts ging en benevens de kapel van Ste-Veronika, te Leefdael, op ’t onverwachts aangevallen werd door zekeren V…, van Leefdael, een slecht befaamde kerel. Daar de klacht niet onmiddellijk ingediend werd, kon het gerecht ook niet eerder ingrijpen. Gedurende het ingestelde onderzoek, waarbij tal van getuigen naar Leuven geroepen werden, bleken de feiten nogal bezwarend voor den dader, die dan ook ingerekend werd en gevankelijk te Leuven werd gevoerd Dinsdag morgen. Het is voor de bevolking aldaar als een ontlasting en die zaak wordt druk besproken. Het onderzoek duurt steeds voort. (21 oktober 1928)

LEEFDAEL. – Baankoers.  – Heden Zondag, 11 Oogst, zal alhier, door de club “De Snelle Wielrijders”, lokaal “Casino”, bij A. Van Esch, een baankoers voor alle onderbeginnelingen ingericht worden over een afstand van 50 km. goede wegen, 600 frank geldprijzen worden uitgeloofd. Inschrijvingen bij Van Esch, tot aan ’t vertrek der koers te 14 ½ uur. (T.) (11 augustus 1929)

(Timo Van Havere – Erfgoedkamer)