Het vroegere gemeentehuis

Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 22 januari 2011 op leefdaal.be. In 2014-2016 werd het gemeentehuis – op de gevels na – afgebroken en vervangen door appartementen. Naar aanleiding van deze plannen schreef Willy Brumagne in 2012 De site van het vroegere gemeentehuis van Leefdaal.


gemeentehuis2-214x300Het vroegere gemeentehuis van Leefdaal is opgetrokken in 1868-1869, samen met het achterliggende gebouw, dat aanvankelijk een school was met twee leslokalen. Klaarblijkelijk heeft het gemeentebestuur gebruik gemaakt van de subsidieregeling voor de schoolgebouwen, om tegelijkertijd een nieuw gemeentehuis op te trekken. Het moest ook dienst doen als woning voor het schoolhoofd en als reserveleslokaal. Op die wijze was een geldelijke tussenkomst van de hogere overheid verzekerd.

De tweede helft van de negentiende eeuw kan men de tijd van het historisme, en in dit geval van het eclecticisme, noemen. De architect liet de meest uiteenlopende vormen, technieken en verhoudingen uit het verleden samensmelten precies alsof zij altijd op die manier hadden bestaan.

Voor de openbare gebouwen nam men vooral de Franse Lodewijk-stijlen als vertrekpunt. Het gemeentehuis bevat elementen van de Lodewijk XV-stijl, het rococo, de Lodewijk XVI-stijl en het classicisme. Tot de eerste groep behoren de middenrisaliet met het klokvormige fronton en de steekbogen boven de deur en vensters. De strakke regelmaat en symmetrie van de voorgevel heeft men eerder van de neoclassicistische herenhuizen overgenomen.

Het geheel had allure, vooral tussen de toenmalige lage woningen. Dat was de bedoeling. Het gebouw moest het gezag en de uitstraling van het bestuur beklemtonen door zijn pronkgevel, zijn statige buitentrap en toegang en de fraaie binnentrap. Dit gemeentehuis is een van de best gelukte tussen de vele die destijds in de dorpen zijn gebouwd.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

postkaart-circa-1901

De randfederatie Tervuren

Willy Brumagne schreef dit artikel voor de Huiskrant van het Woonzorgcentrum Sint-Bernardus. Op 7 november 2012 werd het ook gepubliceerd op leefdaal.be.


De wet van 26 juli 1971 ‘houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten’ was een poging om een zekere schaalvergroting van de plaatselijke gemeenschappen te bereiken. De wet richtte vijf federaties rond Brussel op. Naast samenwerking was een poging om de verfransende invloed van de Brusselse agglomeratie in te dammen. Een aantal min of meer al ‘aangetaste’ gemeenten werden opgenomen in een meer homogeen Vlaams geheel. De federatie Tervuren telde het kleinste aantal inwoners van de vijf. Zij omvatte de toenmalige gemeenten Tervuren, Duisburg, Hoeilaart, Huldenberg, Leefdaal, Loonbeek, Neerijse, Ottenburg, Overijse, Sint-Agatha-Rode en Vossem. Leefdaal verzeilde op die wijze in een geheel waarop de gemeente eigenlijk niet volkomen was afgestemd.

De bevoegdheden van de federatie waren eerder van technische aard: de samenwerking van de politiediensten, het ophalen en verwerking van het huisvuil, de waterbeheersing, het bezoldigde personenvervoer, de economische expansie, het leefmilieu, de brandweer, de dringende medische hulpverlening en sommige aspecten van de ruimtelijke ordening. De federatie kon andere bevoegdheden uitoefenen op verzoek van een of meer deelgemeenten.

De verkiezingen voor de federatieraad gebeurden op 21 november 1971. Men kent de uitslag per afzonderlijke gemeente. Op die wijze kreeg men een inzicht in de politieke gezindheid ingedeeld naar de zogenaamde nationale partijen, ook in gemeenten waar gewoonlijk (alleen) lokale lijsten werden ingediend. Aan de verkiezingen voor de raad van de federatie Tervuren namen naast de traditionele partijen, de christendemocraten, de liberalen en de socialisten, ook een aantal taalpartijen deel: de Volksunie, een lijst Liberté-Démocratie – hoofdzakelijk aanhangers van het Brusselse FDF – , een tweetalige liberale lijst en een scheurlijst van de Franstalige liberaal Georges Mundeleer.

De verkiezingen hadden plaats in een verhitte sfeer na de taalwetten van 1968 en de splitsing van de Leuvense Universiteit. De Franstalige en gemengde lijsten haalden niet het verhoopte succes. Winnaars waren de christendemocraten en de Volksunie die samen het federatiecollege vormden. Vijf kandidaten uit Leefdaal stonden op Vlaamse lijsten. Het stemmenaantal van elk van hen was behoorlijk, rekening gehouden met het feit dat zij een van de kleinere deelgemeenten bewoonden, die niet aanleunde bij de grote drie: Overijse, Tervuren en Hoeilaart. Albert De Keyzer uit Leefdaal bracht het zelfs tot eerste federatieschepen.

De federatie kreeg weinig tijd om haar nut te bewijzen. Zij vestigde haar administratie in Overijse, de volksrijkste gemeente. Uit het archief blijkt dat hard was gewerkt aan allerlei dossiers. Men richtte zelfs een dienst voor maatschappelijk welzijn op waarbij Leefdaal onmiddellijk aansloot. Een nieuwe wet op de samenvoeging van gemeenten maakte de randfederaties min of meer overbodig. Zij werden op 1 januari 1977 afgeschaft. Leefdaal versmolt met Bertem en Korbeek-Dijle tot een nieuwe fusiegemeente Bertem. Zij nam plaatselijk de bevoegdheden van de federatie Tervuren over. De noodzakelijke samenwerking met andere gemeenten verloopt nu in een wat disparate reeks van intercommunale verenigingen.

(Willy Brumagne, 1932-2013)

Burgemeester De Bontridder gevierd in 1893

In Het Nieuws van den Dag van 27 augustus 1893 vonden we een verslag van de festiviteiten ter ere van Jan-Frans De Bontridder, die toen al vijftig jaar lang burgemeester van Bertem was. Hij bekleedde die functie namelijk vanaf 16 januari 1843. Op 31 december 1895 eindigde uiteindelijk zijn burgemeesterschap.

Berthem. – Het concert gegeven donderdag avond, door de fanfaarmaatschappij n. 2 van Leefdael, aan M. De Bontridder, burgemeester-jubilaris, is boven alle verwachtingen gelukt. Menigeen vroeg zich af hoe het mogelijk was zulke schoone stukken uit te voeren door buitenjongens, die gansch de week moeten zwoegen en arbeiden. De fanfaarmaatschappij n. 2 verdient hier dan vollen lof onzer inwoners; zij heeft weten het nauw verband, dat tusschen Leefdael en Berthem bestaat, meer en meer te versterken.

De leuze komt hier goed te pas: Eendracht maakt macht.

Het avondfeest, begonnen om 6 3/4 ure, eindigde om 8 ure met de Brabançonne, en een drievoudig hourah! Leve de burgemeester van Berthem!!!

– De verlichting op 13 oogst, alhier, was prachtig. Het klooster de[r] Zusters van Liefde, het huis van den heer Bestierder overtroffen alle gedacht.

De pastorij is ook niet ten achteren gebleven. Het dorp, de Tervuersche steenweg, de Oude Baan, wisten zeer wel het hunne bij te dragen. Zij hadden het immers reeds laten zien van in den dag. Het vuurwerk, afgestoken om 9 ure juist, is het schoonste geweest dat men tot heden hier had gezien.

– Men zegt dat de muziekmaatschappijen, die geen deel namen aan den stoet van 13 oogst l.l., op hunne beurt een concert zullen komen geven aan M. De Bontridder.

Bierhandelaar Van Fraechem, ‘verdeler van het Sissenbier’

In 2009 sprak Paul Van Bruystegem met Willy Van Fraechem, die hem vertelde over de Bertemse cafés. Willy en zijn vader Victor Van Fraechem waren decennialang verdeler van het bier van brouwerij Leopold. In Bertem was dit het ‘sissenbier’.

De handel werd gesticht in 1936 door Victor Van Fraechem (genaamd Fictoor). Hij verdeelde het bekende bier ‘Three Stars’, welke later ongedoopt werd tot ‘Leopold’.

Zoals in elke gemeente ontstonden, na de onafhankelijkheid van België en vooral in het midden van de negentiende eeuw, in Bertem de plaatselijke politieke partijen. Het waren hier voornamelijk de ‘Liberalen’ en de ‘Sissen’.

Elke partij had natuurlijk zijn geprefereerde drankgelegenheden en pilsbier. De Liberaal dronk voornamelijk ‘Stella’ en de Katholieken of Sissen verkozen ‘Leopold’.

De Sissen vonden ‘Stella’ maar fluitjesbier met een slechte smaak waar je ziek van werd en hetzelfde dachten de Liberalen van de ‘Leopold’. Wat ze niet wisten was dat grapjassen soms Stella in Leopoldglazen deden en omgekeerd. Geen enkele van de plaatselijke partijleden merkte, tot groot jolijt, deze omwisseling als ze reeds verscheidene pintjes achter de kiezen hadden. Deze sporadische omwisselingen waren zeer waarschijnlijk de reden waarom ze na een vijftien à twintig pintjes en soms meer, de volgende dag een kater hadden.

In 1971 – met de komst van de BTW – nam Willy de handel van zijn zieke en bijna blinde vader Victor over.

Het beroep van bierhandelaar was zeer zwaar en ongezond. Het sleuren met tonnen en bakken bier belastte de rug uitermate. Bovendien moest, bij wijze van voorbeeld, dagelijks heel wat van het eigen bier worden gedronken. Het was namelijk de gewoonte te trakteren in elk café waar men langs kwam, om de klanten die toevallig aanwezig waren te plezieren en te wijzen op het feit dat ‘Leopold’ het beste bier was.

Als klant dronk je dan van het pas geleverde bier en hief je het gekregen glas met de woorden ‘santé Willy’.

De zondag na de hoogmis dronk men het aperitief door op de weg naar huis in verschillende drankgelegenheden pinten drinken.

Om thuis te geraken moest Willy dertien cafés voorbij. Als hij die allemaal bezocht, wat niet altijd gebeurde, werden minstens één à twee pintjes per bezoek gedronken. Dit betekende dat voor het zondagse middagmaal tot zes liter bier in de lege maag terechtkwam.

Met de kermis en op feestgelegenheden kon het aantal gedronken glazen bier per dag tot vijftig oplopen. Gelukkig bleven vele pinten half gevuld achter.

Slechts zelden werd men echt dronken; de macht der gewoonte zorgde er voor dat men slechts licht beschonken over kwam na het nuttigen van veel bier doch gespreid over een ganse dag.

Medisch gezien waren de gevolgen op latere leeftijd voor vele bierhandelaars en bierleveranciers zwaar. Ze verbleven veel in lokalen waar men buiten het bier, van sigaren en sigaretten genoot en konden, vooral in de winter wanneer de deuren en vensters goed gesloten bleven, mee genieten in het rumoer van de cafégeuren en volop de zware tabaksrook tot zich nemen.

Zo leden ze veel aan adervernauwing, lever en pancreas ziekten, maag-, darm-, hartkwalen en suikerziekte. Een lang leven viel hen maar zelden te beurt, maar wel een goed.

Willy had ondanks alles in de bloeitijd vele collega’s die hier met hun toenamen worden vernoemd:

  • Polle Van Meter: bieren ‘Op Ale’
  • Michiels: bieren ‘Wieze’
  • Charel Van Meerbeek: bieren ‘Perle Collier’
  • De Witten Deno: bieren ‘Sas’
  • Pië Van De Stijve: bieren ‘Stella’
  • Florent Trekker: fabrikant van limonade
  • Brouwerij Delvaux, met onder andere Blanche de Louvain

Willy en ervoor Fictoor leverden bier in volgende drankgelegenheden, ook opgesomd met hun toenaam:

  • Op de Dorpstraat van af de Dalem hadden we Spijtige Jef, Schijs, De Spits, Den Trul, De Smid, Creffier en Cheper.
  • Rond de Kerkstraat waren Kesse, Jeanne Mispeltaire, Klara Van Mathijs en Gaine Lismond van de partij.
  • Op het Gemeenteplein en de Schipstraat (Fr. Dottermansstraat) vonden we: Tinne Van Glas en Bere Moens.
  • Op de Tervuursesteenweg bediende hij Jul Konink, Jef Van Den Toyk (bij Vallerie), Timmermans, De Floes, Franske Vanderheyden, Que Deum (Jourand), Corre en Meuze.
  • Op de Oude Baan waren de klanten Shijs, Pië Bult, Tone Van De Laes en De Beus.
  • Op den Bertembos (aan de Augustijnenhoeve) waren Stakke, Sirou en Moeys zijn klanten.
Bertem Kruisweg.jpg

Dit café (op de hoek van de Dorpstraat en de Ferd. Vanlaerstraat) schonk Leopold, zoals de platen aan de gevel trots verkondigen.

Als men zijn dorst niet gelest kon krijgen was er de mogelijkheid om bij Fictoor of Willy thuis een bak bier te gaan halen. Het voordeel was daar dat men steeds hartelijk werd ontvangen en één of twee flesjes bier gratis te drinken kreeg.

Ten slotte kwam de biervrachtwagen ook thuis bier leveren voor het geval dat men niet tijdig in een café was geraakt of voor diegenen die ook nog bij het eten een smakelijk pilsje lusten.

In elk geval was bier drinken vroeger een sociaal gebeuren dat bij elke bezigheid plaatsvond. Onderzoek heeft uitgewezen dat bouwvakkers, in de jaren 1700 te Leuven, die van zonsopgang tot zonsondergang werkten dagelijks vijf tot zes liter bier dronken. Niet altijd goed bier, schreef men, er was ook een hoeveelheid fluitjes of slap bier bij.

Een burenbezoek kon niet zonder een flesje bier en elk goed voltooid werk zoals het einde van een ruwbouw eindigde met de ‘Maa’, dit is het plaatsen van een versierd stukje boom of op de nok van het dak, in een bierfestijn.

Willy en Fictoor hadden dus een beroep midden in het plezier en de ontspanning van de jaren 30 tot 90. Zij kenden alle inwoners, hun problemen, hun noden, hun goede kanten en wisten met een kwinkslag en een pintje bier de Bertemse inwoner zijn dagelijkse beslommeringen te laten relativeren.

(Paul Van Bruystegem in samenwerking met Willy Van Fraechem – Erfgoedkamer)

De site van het vroegere gemeentehuis van Leefdaal

Geplande werken

De site van het vroegere gemeentehuis van Leefdaal is betrokken bij de belangrijke werken die doorgaan in samenwerking tussen de gemeente Bertem en een private partner. Volgens de folder die het gemeentebestuur verspreidde zal ‘de private partner een tiental nieuwe appartementen bouwen in, naast en achter het oude gemeentehuis. Dit zal gebeuren met veel respect voor het oude gebouw; alle gevels blijven behouden en het gebouw wordt verbouwd. Voor de bewoners worden ondergrondse parkeerplaatsen voorzien. De bouwwerken beginnen pas na de verhuis van het OCMW naar het sociaal huis (in Bertem) en na de ingebruikname van het gemeenschapshuis (achter het oude rijkswachtgebouw)’. De oude schoollokalen achter het vroegere gemeentehuis verdwijnen.

De schoollokalen achter het gemeentehuis, 2011.

De schoollokalen achter het gemeentehuis, 2011.

Een school

De oorspronkelijke bestemming van de site was een nieuwe gemeenteschool. De oude bij de kerk was volkomen ongeschikt geworden. Het gemeentebestuur, enkele rijke pachters, bleek lange tijd niet bereid hieraan te verhelpen. Het vond het blijkbaar onnodig veel geld te besteden voor het onderwijs van de (arme) kinderen. Zij moesten zo spoedig mogelijk aan het werk om de schamele gezinsinkomens wat op te krikken. Het gemeentebestuur weigerde dan ook pertinent een degelijke school te bouwen, ook als het wettelijk een verplichting werd, met als excuus ‘geen geld’. De liberalen die in 1857 nationaal aan de macht waren gekomen zagen het anders. Zij mikten op arbeiders met een basisopleiding voor de opkomende industrie.

Dus greep de provinciegouverneur in. Op zijn vraag ondertekende de minister van Binnenlandse Zaken op 20 juni 1864 een Koninklijk Besluit dat de gemeente Leefdaal verplichtte een nieuwe school te bouwen en subsidies beloofde. Het gemeentebestuur reageerde met langzame spoed. Het onteigende op 22 mei 1866 een bouwterrein van 18 are 70 centiare en betaalde hiervoor de som van 1.496 frank. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 30 oktober 1866 benoemde de regering de nipt verkozen liberaal Justin Tielemans tot burgemeester. Hij was een grote voorstander van het overheidsonderwijs en heeft zich zeker ingespannen om de bouw van de nieuwe school te bevorderen. Louis Van Arenbergh, de provinciale bouwmeester voor het arrondissement Leuven, werd de architect. De totale kostprijs bedroeg met de meubilering ruim 32.000 frank. Het lijkt nu een peulschil, maar een mannelijke landarbeider verdiende toen ongeveer een frank voor een lange werkdag; vrouwen en kinderen nog veel minder. De bouw was vrijwel afgewerkt in juli 1869.

Het gemeentebestuur kreeg een financiële dobber te verwerken. Al verleende de Staat en de provincie ruime subsidies toch moest de gemeente een lening van 8.000 frank aangaan die hoofdelijk en solidair gewaarborgd was door de burgemeester en de twee schepenen. De belastingen verhoogden. Op 13 oktober 1868 werd beslist zestien opcentiemen op de grond- en personenbelasting te heffen. De belasting bleef jarenlang bestaan en werd later verzwaard.

Een postkaart van het gemeentehuis, uit het begin van de 20ste eeuw.

Een postkaart van het gemeentehuis, uit het begin van de 20ste eeuw.

Gemeentehuis en onderwijzerswoning

Het meest in het oog springende deel van de nieuwe bouw bleken niet de schoollokalen te zijn, maar een gemeentehuis met woongelegenheid voor het schoolhoofd. Het had het statige voorkomen van een rijke-burgerswoning, de droom van elke rechtgeaarde welgestelde. Alles was bedoeld om de uitstraling van de gemeentelijke overheid te beklemtonen met aan de buitenzijde een pronkgevel versierd met zandsteen en een trap met het begin van een bordes. Binnen kwam een mooie statietrap en een grote raadszaal, die vooral diende voor huwelijkensluitingen en andere plechtigheden. Het hoge, symmetrische gebouw maakte grote indruk midden de lage dorpswoningen. Aan de behoeften van de administratie was minder gedacht. Geen zorg; er bestond nauwelijks enige administratie. Verborgen achter het hoge gebouw stonden twee klaslokalen. Rare jongens in Leefdaal? Toch niet. In het hele land staan vele tientallen dergelijke pronkerige gemeentehuizen annex schoolgebouwen. De regering bevorderde stilzwijgend de bouw.

Het was niet te verwonderen dat het grote gebouw in de loop van de jaren vele nevenfuncties vervulde. De schoolhoofden of in het midden van de vorige eeuw de gemeentesecretaris, bewoonden de westelijke vleugel. Andere lokalen deden lange tijd dienst als dodenhuisje, als medisch kabinet voor de gezondheidsonderzoeken van de schooljeugd en, erg tegen de zin van de schoolinspectie, als leslokaal. Dat bleek nodig omdat het eigenlijke schoolgebouw vlug te klein bleek. Een uitbreiding met twee klaslokalen kwam pas in de late jaren twintig van de vorige eeuw.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog zijn de meeste vertrekken van het hoofdgebouw geleidelijk in gebruik genomen voor gemeentelijke functies. Sinds de fusie van 1976 huisvest het gebouw de diensten van het OCMW van de nieuwe gemeente Bertem. Ondanks verschillende restauraties bevindt vooral het westelijke gedeelte zich in een ellendige staat. Na de samenvoeging van de beide gemeentescholen vonden de muziekmaatschappijen en een paar andere plaatselijke verenigingen een toevlucht in de vroegere schoollokalen.

Epiloog

In het vroegere gemeentehuis en in de schoollokalen heeft zich heel wat dorpsgeschiedenis afgespeeld, blijde gebeurtenissen, zoals huwelijken, en tragische, zoals de mislukte aanslag op de oorlogsburgemeester in 1944. De grote kelders hebben in hetzelfde jaar als voorlopige gevangenis gediend voor Duitse krijgsgevangenen en opgepakte ‘collaborateurs’. Na de fusie bleven de gebouwen voor vele inwoners symbolen van de vroegere zelfstandigheid van het dorp. Op 12 december 2002 had een informatievergadering plaats over de toekomst van het hele complex. Het schepencollege leek te opteren voor afbraak en nieuwbouw. De meeste toehoorders hadden het er moeilijk mee. De muziekmaatschappijen vreesden voor ruimtegebrek. De huidige oplossing vindt men bij het begin van deze tekst.

(Willy Brumagne, 1932-2013 – Erfgoedkamer)

Meer informatie: W. Brumagne, ‘Leefdaal 1867-1868, De gemeente bouwt een school met afhankelijkheden’, De Horen, driemaandelijks ledenblad Koninklijke Heemkundige Kring Sint-Hubertus (Tervuren-Leefdaal), 2004/4, p. 160-167 en 2005/1, p. 31-32.

Brandbestrijding in Bertem tijdens de negentiende eeuw

Tijdens de overstroming van 1906 werden verschillende boerderijen getroffen. Soms hadden deze nog strooien daken, zoals deze postkaart toont.

Ook Bertem bleef in de negentiende eeuw niet gespaard van woningbranden. Brandgevaar bleek toen een groot probleem te zijn. In 1857 brandden te Bertem vier bij elkaar gelegen huizen af. Het waren de woningen van Petrus Volkaerts, Elisabeth Volkaerts, Antonius Verbiest en Petrus Vrebos. Drie van de vier woningen waren verzekerd tegen brand. De gemeente schonk een bedrag van 1200 frank aan de slachtoffers om opnieuw hun woningen op te bouwen.

Op 29 september 1859 nam de gemeenteraad een besluit zodat voortaan een bedekking in stro, biezen of planken verboden werd. Alleen de alleenstaande gebouwen die meer dan 40 meter verwijderd stonden van de andere mochten nog een bedekking in stro hebben. Op 30 juni 1860 volgde een gelijkaardig besluit maar dit maal met betrekking tot de schouwpijpen. Binnen de vier maanden moesten de schouwpijpen uit leem of hout verwijderd worden. Voortaan moesten de schouwpijpen uit steen of kareel bestaan.

In dezelfde periode liet de gemeente ook plannen maken voor de bewaring van de brandspuit. Het gebouw zou tevens dienstig zijn als lijkhuis en politiebureel. De gemeenteraad besluit in zitting van 24 juli 1860 voor dit doel de aankoop goed te keuren van het perceel sectie C, nr. 432, groot 2 are 28 ca in het centrum van de gemeente aan het kruispunt van de huidige Fr. Dottermansstraat met de Dorpstraat langsheen de Voer. Het perceel was eigendom van de weduwe Henri Vanderseypen. De koop werd gesloten voor de prijs van 228 frank. De akte werd verleden door notaris Dupon te Leuven op 13 november 1859.

Het geplande gebouw werd evenwel nooit gebouwd. In zelfde periode werd immers een besluit door de gemeenteraad genomen nl. op 12 november 1863 om een nieuw gemeentehuis met school te bouwen aan de “nieuwe steenweg” Tervuursesteenweg. Men besluit om de voornoemde functies in dit gemeentehuis onder te brengen.

Op 17 oktober 1871 besluit de gemeente een nieuwe kerk te bouwen omdat de bestaande romaanse Sint-Pieterskerk te klein was geworden. Ook met de bouw van een nieuwe kerk aan de steenweg die zou worden ingeplant aan de overkant van het nieuwe gemeentehuis, bleef het bij plannen. Zo werd de monumentale romaanse Sint-Pieterskerk gespaard van de sloophamer.

Op de plaats waar ooit plannen werden gemaakt om een nieuw gebouw voor lijkhuis, politiebureel en loods voor brandspuit op te richten, vinden we nu een telefooncel alsook een oude elektriciteitscentrale.

De bouw van een lijkhuis werd doorgevoerd ter gelegenheid van de vergroting van het kerkhof aan de Sint-Pieterskerk. Het was wachten tot 1910 alvorens met de bouw van het lijkhuis of dodenhuisje werd gestart en dit onder leiding van architect Joseph Loos uit Leuven.

Dit artikel is eerder verschenen als Chris Wouters, ‘Brandbestrijding in Bertem tijdens de 19de eeuw’, M. Ceunen en P. Veldeman red., Tegen brand gewapend. Twee eeuwen brandweer en brandbestrijding in Leuven (1807-2007), Leuven: Uitgeverij Peeters, 2007, 133.

Onuitgegeven bronnen

  • Bertem, Gemeentearchief, Notulen gemeenteraad.
  • Bertem, Gemeentearchief, Project de bâtiment devant servir pour morgue, salle de police et dépot de pompe à incendie à constuire sur le terrain communal à l’angle de la Voer et du chemin…, 4 december 1859.

Werken

  • Henri Vannoppen, De geschiedenis van Bertem, de parel van de Voervallei, Bertem: Uitgave Jos Erven, 1978.

(Chris Wouters – Erfgoedkamer)