Deze bijdrage verscheen oorspronkelijk op 25 januari 2011 op leefdaal.be.
Petrus Josephus (Pierre) De Keyser werd in 1857 te Duisburg geboren. Hij kreeg een opleiding als landmeter. De opmeetplannen die hij afleverde waren altijd uiterst verzorgd, pareltjes in hun soort.
De Keyser kwam uit Leefdaal terecht in 1881 als onderwijzer in de katholieke school. De liberale partij had in 1878 nationaal een grote verkiezingsoverwinning behaald. Het ogenblik leek gunstig om haar idealen inzake een lekenstaat te verwezenlijken. Een nieuwe schoolwetgeving verplichtte in 1869 alle gemeenten tenminste één school te bezitten en verbood ze toelagen te verstrekken aan vrije scholen. In de gemeentescholen mochten geen godsdienstlessen worden gegeven, tenzij buiten de lesuren en op uitdrukkelijk verzoek van de ouders, en mochten alleen onderwijzers met een diploma van een rijksnormaalschool worden benoemd. Leefdaal bezat een gemeentelijke (jongens)school, die meisjes aanvaardde.
Anderzijds waarborgde de Belgische grondwet sinds de stichting van het koninkrijk vrijheid van onderwijs. Dat betekende onder meer dat iedereen onderwijs mocht inrichtten. De Belgische bisschoppen gaven onmiddellijk na de goedkeuring van de wet van 1869 aan alle pastoors de opdracht zo nodig een katholieke lagere school op te richten. Pastoor Silvercruys te Leefdaal kweet zich onmiddellijk van zijn taak. Hij opende met de hulp van een Comiteit een nieuwe katholieke jongensschool in een huis op de Mezenstraat. De bestaande zustersschool voor meisjes bleef bestaan als vrije school, maar verloor dus alle overheidssteun.
De schoolstrijd was begonnen. Zoals in vrijwel alle Vlaamse dorpen stortte het gemeentelijk onderwijs te Leefdaal ineen. De vrije katholieke scholen bloeiden. Maar de medaille had een keerzijde. De kosten stegen torenhoog en de gelovigen, met graaf de Liedekerke aan het hoofd, bleken met de jaren minder en minder geneigd de nodige gelden op te hoesten. Wegens geldgebrek bleek de aanstelling van een goede, gediplomeerde onderwijzer voor de jongens stilaan onmogelijk.
Toen kwam De Keyser. Hij bezat geen diploma van een rijksnormaalschool, maar vroeg een minimale wedde: honderd frank per maand, minder dan zijn voorgangers, zij het ruim toch nog het dubbele van het loon van een landarbeider. De Keyser was een jong en zuinig man die tijdens de zomermaanden elke dag te voet van het ouderlijke huis in Duisburg naar Leefdaal en terug liep om huisvestingskosten uit te sparen.
Bij de nationale verkiezingen van 1884 liepen de liberalen een verpletterende nederlaag op. De nieuwe katholieke regering legde het lagere onderwijs opnieuw volledig in handen van de gemeenten, die vrije scholen mochten erkennen of beter aannemen (als gemeenteschool). Onderwijzers zonder officieel diploma mochten opnieuw worden benoemd. Het godsdienstonderwijs werd opnieuw toegelaten.
De katholieke jongensschool te Leefdaal werd opgedoekt en de leerlingen naar de gemeenteschool gestuurd. De zusterschool voor meisjes werd aangenomen. In de gemeenteschool bleef de titularis A.S. De Pauw (hoofd)onderwijzer; P. De Keyser werd hulponderwijzer.
Uit alle beschikbare inlichtingen blijft dat de Keyser een verdienstelijk onderwijzer was. Na het overlijden van De Pauw mocht hij met reden een promotie verwachten. Helaas behoorde hij tot de verkeerde dorpspolitieke partij en Jan Frans Debondt uit Mechelen werd hoofdonderwijzer. Het leidde tijdens de volgende jaren tot een bitse rivaliteit tussen de beide onderwijzers. De Keyser stierf in 1914. Hij zou de teleurgang van Debondt na de Eerste Wereldoorlog niet meer meemaken.
Petrus Josephus De Keyser was in 1892 gehuwd met de twee jaar jongere Maria Honorina De Wandeleer uit een welgestelde Wezembeekse familie. Hij beschikte op dat ogenblik over een ruim inkomen als onderwijzer en landmeter, (later?) aangevuld met commissielonen als verzekeringsagent.
Het echtpaar bouwde onmiddellijk een fraai en statig classicistisch burgerhuis naast het gemeentehuis. De voornaamheid van het gebouw botst met de reputatie van zuinigheid van de beide echtelieden. Maar dit was een belegging, geen courante uitgave.
(Willy Brumagne, 1932-2013)